Opstelterrein Nee! blij met advies UNESCO opstelterrein

Het afgelopen jaar heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijke effecten van de aanleg van een opstelterrein en een verbindingsweg A8-A9 op de werelderfgoedstatus van de Stelling van Amsterdam. De resultaten zijn aan ICOMOS, een uitvoeringsorganisatie van UNESCO, aangeboden. ICOMOS heeft nu advies uitgebracht.

Er wordt geconstateerd dat in het noordwestelijk deel van de Stelling van Amsterdam dermate veel ruimtelijke ontwikkelingen zijn, dat er een duurzame, definitieve keuze over de begrenzing het werelderfgoed zou moeten worden gemaakt. Dat zou kunnen leiden tot een nauwgezette herdefiniëring van het werelderfgoed. Er zou beter moeten worden vastgesteld in welke kwaliteiten de universele waarde van de Stelling van Amsterdam werkelijk tot uitdrukking komt. Om een verbindingsweg A8-A9, variant 3, 4 of 5, mogelijk te maken, adviseert ICOMOS de begrenzing van het werelderfgoed te heroverwegen. Daarnaast is het noodzakelijk eerst aandacht te schenken aan de bestaande visuele ingrepen die reeds invloed hebben op de universele waarde van de Stelling, zoals de Broekpolder, A9 en de windturbine. Voor het opstelterrein voor treinen geldt dat wanneer er absoluut geen andere locatie mogelijk is buiten het werelderfgoedgebied, een aanleg langs de N203 gerechtvaardigd is. Een opstelterrein van korte of middelbare lengte langs de bestaande spoorlijn zou daarbij de voorkeur verdienen, met visuele afscheidingen zoals dijken of boompjes.

Opstelterrein Nee, de actiegroep in Castricum tegen een opstelterrein in de gemeente, is heel blij met het advies. ,,Het is een enorme opsteker, mede gezien Rijk en gemeenten in januari al hebben gezegd dat de locatie langs de N203 de enige acceptabele oplossing is. ICOMOS is heel reëel door te adviseren dat alles in het werk moet worden gesteld om het karakter van de Stelling van Amsterdam te behouden, maar dat dit niet betekent dat dit ten koste moet gaan van de leefbaarheid van de regio.” Op vrijdag 4 december volgt er een ambtelijk overleg tussen het Rijk, de provincie, de gemeenten en ProRail, gevolgd door een Bestuurlijk overleg op 15 december.