Maandagochtend zat ik aan de eettafel de krant te lezen. De zon scheen, de hemel was geheel blauw en er stond een zuchtje wind. De meer dan vijfenvijftig jaar oude linde op het veld voor mijn huis stond met zijn zachtgroene bladeren te pronken in de zon. Ik was net aan de sportbijlage (‘Arne Slot waagt een grote stap naar Liverpool’) begonnen toen er plotseling iets groots en bruins tegen ons keukenraam botste. Ik schrok me een hoedje.
Nu heb ik al heel wat in mijn buurtje met dieren meegemaakt (een gans die de kap van een straatlantaarn eraf vloog, die vervolgens op de motorkap van onze auto belandde: aan wie kon ik toen de schade verhalen?) maar deze botsing… Een woerd die een vrouwtjeseend belaagde en daarin heel ver ging. In de sloot voor ons huis heeft hij haar kennelijk niet pakken kunnen krijgen. Zij vloog voor zijn grof geweld op uit het water. Hij kon nog net op ons terras voor landen, maar zij vloog in hoge nood met een knal tegen ons raam, een grote vieze vlek achterlatend. De lente wacht niet langer; maar zeker niet een geile woerd.
Fons Verbeek