
Beppie ken ik uit de kringloop van Renswoude. Het boekje lag daar kennelijk op mij te wachten. Van het boekje beviel mij meteen de toon. Beppie vertelt dat ze in het weekeinde vaak naar haar grootouders werd gebracht en dat ze zich verveelde in de eerste klas van de lagere school: ‘alles wat ik moet leren weet en ken ik al’. Als de koningin haar buurt in Amsterdam bezoekt mag Beppie haar bloemen aanbieden: ‘Juf, juf, laat u dat mij maar doen. Ik kan het goed’.
Ik krijg schik in het kind, ze is heel zelfverzekerd. Ik lees nieuwsgierig verder. In hoofdstuk 4 vertelt ze: ‘Ik sta met mijn oma bij het hek van het kerkhof in Castricum’. Daar werd een stenen bank geplaatst ter ere van het huwelijk van prinses Juliana met Bernhard. Oma Jansje wist wat er stond te gebeuren. Daarom had ze haar kleindochter met de trein naar Castricum laten komen. Het Polygoon zou alles filmen. ‘Misschien kom je wel op de film’, oppert oma.
Alle schoolkinderen mogen een stukje steen in het nog natte cement van die bank drukken. ‘Glip maar in de rij’, zegt Beppies oma. De ontwerper en gemeente architect Dirk van Diepen wijst Beppie: ‘Doe maar hier, zo dicht mogelijk bij de rand en niet te hard drukken’. Beppie drukt een felblauw driehoekig stukje tegel in het cement. Precies dat moment wordt later voor heel Nederland in het Polygoonjournaal getoond. Kinderen in Amsterdam roepen naar Beppie: ‘Ik heb je op het bioscoopjournaal gezien!’.
Dat meisje van 12 was Beppie van Vessem die, na haar trouwen met Joop, Liesbeth den Uyl zou gaan heten, de latere feministe, politica en schrijfster van het heerlijke boekje ‘Beppie van Vessem’ (1988).
Fons Verbeek, Castricum