
Toen in 1944 mijn moeder Lies een aantal maanden van mij in verwachting was, kon ze niet meer vanuit Hoorn op de fiets voor voedsel naar boeren in de Baasdorpermeer. De situatie werd voor haar gezin met vier jonge kinderen steeds nijpender. Temeer omdat de winter naderde; die later bekend zou worden als de Hongerwinter. Geluk bij een ongeluk was dat de dokter bang was dat de aanstaande bevalling problemen zou geven omdat er niet ‘voldoende zekerheid was van licht en warmte’. Zo werd ik eind oktober als enige van het gezin van later zeven kinderen geboren in een ziekenhuis; de Villa aan de Draafsingel in Hoorn. Mijn vader Henk stuurde na de oorlog trots naar familie een foto van een blakende baby in de kinderwagen. Achterop stond in zijn mooie handschrift: ‘Fonsje augustus 1945’.
Mijn schoonmoeder Tiny Duijkersloot – de Winter uit Bakkum was aan het begin van de oorlog nog heel jong. Haar vader Dirk de Winter werd door de Duitsers gevraagd of hij niet een dochter had die in de Ortskammandantur (gevestigd in de pastorie van de Hervormde kerk aan de Overtoom) huishoudelijk werk wilde verrichten. Haar vader wees daarvoor zijn jongste dochter Tiny aan.
In 2012 vertelde Tiny: “Ik was 15 á 16 jaar oud. Ik werd door mijn vader naar de Ortskommandantur gestuurd in plaats van Gré mijn oudste zus. Ik was boos op mijn vader. Toen ik op het hoofdkwartier van de Duitsers aankwam zei ik direct: ’Ik will nur in die Küche arbeiten’. Dat zinnetje had ik uit mijnhoofd geleerd.’s Avonds kwam ik gewoon thuis. Mijn werkzaamheden waren voor de zekerheid aan de Ondergrondse gemeld”.
Toen zij zag dat ik tijdens ons gesprek aantekeningen had gemaakt wees ze met haar vinger naar mij en riep tweemaal geëmotioneerd: “En dat schrijf je niet in de krant!” Ik schrok en realiseerde me dat mijn schoonmoeder bang was dat men vooral niet mocht denken dat ze voor de Duitsers had gewerkt; ook niet 72 jaar na de Tweede Wereldoorlog…
Fons Verbeek