
Onderweg naar de brievenbus reed ik voorbij de houten brug over de Trompvijver. Daar had Henk Duineveld in een leuk huisje van de Santmark gewoond. Henk was gek van tennis, tuinen en fietsen. Je kon hem in de regio overal tegenkomen. Hij was een fijne man die graag stopte voor een praatje. Met zijn achterburen Kees en Riet Bijman gebruikte Henk vaak – het kan bijna niet anders met zulke leuke mensen – samen gezellig in het restaurant de maaltijd.
Al fietsend dacht ik; hoe zal dit stukje Castricum er over een paar jaar uitzien? Er gaat hoe dan ook gebouwd worden, als het even kan vier bouwlagen hoog. Uiteraard tegen de wens van de bungalowbewoners in. Hè, bijna reed ik de brievenbus voor de Santmark voorbij. Ik stapte net op toen er met een vaart een ‘zorg-apotheek-auto’ de Oranjelaan op wilde rijden. Boos keek ik de chauffeur aan en trok tergend langzaam weer op.
Achterlangs de Santmark reed ik terug naar huis voorbij een grote kring van mensen op het gazon die gezellig een feestje te vieren hadden. Op de Brakersweg aangekomen zag ik dat de bouwvakvakantie niet gold voor nummer 17, daar stonden op het achtererf inmiddels al vijf spanten overeind die het dak zullen dragen. Bij de stolpboerderij van Christa Veldt waren pruimen te koop. Ik fietste door naar de Kooiweg, maar die pruimen bleven in mijn hoofd ‘hangen’, net zoals bij ‘Jantje zag eens pruimen hangen’.
Thuisgekomen op de Van Speykkade vertelde ik Ineke over die pruimen van Christa. ‘Eh, daar moet ik nog eens over nadenken’. Toen we ’s middags van onze eigen mirabellenboom amper twee pond konden oogsten, mocht ik toch nog drie zakjes pruimen bij Christa halen. Een paar uur later stonden er zeven potten pruimenjam pontificaal op het aanrecht.
Fons Verbeek, Castricum