5 mei lezing van Filip Bloem over Jan Brasser bij Boekhandel Laan

Foto boven:
Filip Bloem, collectiebeheerder van het Verzetsmuseum. (Foto: Arnoud van Soest)

Castricum – Vrijdagmiddag om 16.00 uur geeft Filip Bloem een lezing over het boek ‘De onvermoeibare Brasser’, dat onlangs bij uitgeverij Noord-Holland is verschenen. Het is in de Boekproeverij en de toegang is gratis.

Filip Bloem is collectiebeheerder van het Verzetsmuseum en vertelt: ,,Wij hadden het archief van Jan Brasser al, naast bijvoorbeeld de sleutelbos die bij de overval op de Weteringschansgevangenis is gebruikt en de revolver die hij van Gerrit van der Veen heeft gekregen. We hadden al eens een vitrine aan hem gewijd en in de nieuwe opstelling doen we dat weer.’’ Bovendien bleek er nog genoeg over Brasser te vertellen, zo bleek Bloem uit gesprekken met mensen die de verzetsman hebben gekend, zoals er ook in archieven nog het nodige over hem was te vinden.

Een man met veel energie

Al zoekende raakte hij gefascineerd door de ‘waanzinnige lijst van verzetsacties’ waar Brasser bij betrokken was. ,,Het was een man met veel energie. Toen hij in het verzet ging, en in de hiërarchie steeg, had hij er ook voor kunnen kiezen om de boel aan te sturen, maar hij ging zelf steeds mee. Daar werd hij erg om gewaardeerd. Hij heeft later ook wel bestuurlijk werk gedaan, na de oorlog zat hij bijvoorbeeld voor de Communistische Partij Nederland (CPN) in de gemeenteraad, maar hij was vooral gelukkig als hij de mouwen kon opstropen.’’

Wat Bloem ook opviel was hoe breed inzetbaar Brasser was. ,,Je had mensen in het verzet die zich bezig hielden met de illegale pers, die identiteitsbewijzen vervalsten of aanslagen op spoorlijnen pleegden, maar Brasser deed dat állemaal.’’ Maar wat hem misschien nog wel het meest fascineerde was dat Brasser zowel een zachte als een harde kant had. ,,Bij aanslagen en sabotageacties kon hij meedogenloos zijn, ook al wist hij dat die acties tot represailles van de Duitsers konden leiden, dus mensenlevens konden kosten. Hij was geen cowboy die maar wat deed, maar als hij vond dat zo’n actie zin had in de strijd tegen de Duitsers, dan deed hij dat.’’

Een sociale man

Brasser had echter ook een andere kant: ,,Bij zijn verzetswerk in de oorlog wist hij met allerlei soorten mensen een band te smeden, dus ook met mensen uit de christelijke hoek die niks van communisten moesten hebben. Het was dus zowel een hele sociale man, die met iedereen een praatje maakte als een ideologisch bevlogen communist, die tegen partijleden die met de CPN in conflict raakten, heel hard kon zijn.’’ Met die twee verschillende kanten heeft Bloem wel geworsteld. ,,Het waren twee puzzelstukjes die niet in elkaar pasten, maar uiteindelijk dacht ik: ik hoef dit niet op te lossen en te verklaren, ik moet het gewoon opschrijven.’’

Na de staking van 30 april 1943 wordt het Jan Brasser te heet onder de voeten en gaat hij het ondergrondse  verzet in. Zijn werk bij Hoogovens is hij kwijt, wat de vraag oproept hoe hij de rest van de oorlog rond is gekomen. Bloem denkt het antwoord wel te weten: ,,Het verzet was toen al redelijk goed georganiseerd, zeker de ondergrondse CPN. Ze beschikten over geld en overvielen distributiekantoren om aan bonnen te komen.’’

Altijd achterom kijken

Ondanks zijn enorme aantal gevaarlijke verzetsactiviteiten, wist Brasser de hele oorlog door uit handen van de Duitsers te blijven, daar waar veel verzetsmensen werden opgepakt, de gevangenis in gingen of werden geëxecuteerd. Bloem heeft daar wel een verklaring voor: “Brasser was heel voorzichtig. Hij kende bijvoorbeeld alle sluipweggetjes in de Zaanstreek, maar nam steeds een andere route. Wim Nieuwenhuijse, die na de oorlog veel met Brasser naar CPN-vergaderingen fietste, vertelde dat Brasser na elke honderd meter achterom keek.” Daarnaast waren er ook veel momenten dat hij er net tussendoor glipte: ,,Hij fietste bijvoorbeeld een keer met fietstassen vol wapens de pont op. Het was te laat om nog om te keren, want de Duitse soldaten hadden hem al gezien, maar ze keken hem alleen even aan en gingen toen verder met praten.’’

Sabotages en de gevolgen

Sommige sabotageacties die Brasser uit liet voeren, hadden gruwelijke gevolgen. In de nacht van 14 op 15 april 1945 laat hij zijn mensen bijvoorbeeld een springlading aanbrengen bij een spoorbruggetje in Sint Pancras, op de lijn Alkmaar-Den Helder. Als represaille halen de Duitsers twintig mannen uit gevangenissen in Amsterdam, Haarlem en Haarlem. Onder hen zijn weesjongens uit een katholiek internaat die verzetswerk doen. De gevangenen worden naar de spoordijk geleid en doodgeschoten. Hun lichamen worden meteen afgevoerd, maar kinderen uit het dorp zullen later nog een brilletje van Harry Habraken vinden, een katholieke drukker uit Haarlem, die affiches voor de Binnenlandse Strijdkrachten maakte.

De omslag van het boek over Jan Brasser. (Foto: aangeleverd)

In Sint Pancras reageren inwoners geschokt op het bloedbad. Er is ook onbegrip, want een lokale knokploeg heeft kort daarvoor nog geweigerd de bewuste brug op te blazen, juist vanwege het gevaar van represailles. Het verzet heeft namelijk al diverse bruggen in de buurt gesaboteerd en de Duitsers hebben al laten doorschemeren dat nóg meer acties zwaar bestraft zullen worden.

Witte Ko

In het boek ‘Witte Ko, Herinneringen uit het gewapende verzet’, dat in 1982 bij het aan de CPN gelieerde uitgeverij Pegasus verschijnt, waarin Brasser herinneringen aan zijn verzetstijd ophaalt, wordt de sabotageactie bij Sint Pancras even aangestipt. Brasser is er zelf niet bij, maar heeft er wel de opdracht toe gegeven als sabotagecommandant voor Noord-Holland van de Binnenlandse Strijdkrachten.

Bloem: ,,In dat boek vertelt Brasser dat degene die de aanslag heeft gepleegd er later wakker van heeft gelegen, maar van een goede vriend van hem hoorde ik dat ook Brasser er vele jaren na dato eens drie nachten niet van heeft kunnen slapen. In interviews waar die aanslag ter sprake komt, zegt hij zich er weinig meer van te kunnen herinneren, maar ik denk dat het te pijnlijk voor hem was om er over te praten.’’

Hoogovens wilde hem niet terug

Bloem doet in zijn boek ook een poging om te verklaren waarom Hoogovens Brasser niet terug wilde nemen, toen hij zich in 1948 weer bij zijn oude werkgever meldde. Hij heeft weliswaar geen document gevonden waarin zwart op wit staat waarom Hoogovens Brasser liever niet meer wilde, maar hij heeft wel een vermoeden. ,,Aanvankelijk dacht ik: Brasser was communist, dus daarom mocht hij niet terug, zeker toen de Koude Oorlog al aan de gang was, maar toen kwam ik allerlei voorbeelden tegen van zijn communistische vrienden die weer bij Hoogovens aan de slag konden. Dat waren alleen geen actieve partijleden, terwijl Brasser erg gecharmeerd was van de Eenheidsvakcentrale (EVC), een aan de CPN gelieerde vakbond, die op een ramkoers met de Hoogovenstop lag. Hij was erg activistisch en dat zal wel een rol hebben gespeeld dat hij niet terug mocht komen.’’

Bloem bevestigt dat Brassers ‘onvermoeibare’ verzetswerk zijn tol moet hebben geëist. ,,In de latere jaren, als hij meer last krijgt van oorlogsherinneringen, probeert hij dat te verdringen door zichzelf af te beulen. Na de oorlog gaat hij bijvoorbeeld bij vrienden urenlang de grond omploegen en zegt dan na afloop: ‘Zo, nu is mijn hoofd weer lekker leeg.’ En toen hij al ver in de zeventig was, ging hij elke dag uren fietsen. Ik denk dat iets om handen moest hebben, anders kookte het over.’’

‘De onvermoeibare Brasser, Dertien plaatsen uit een strijdbaar leven’, is een productie van Verzetsmuseum Amsterdam in samenwerking met Stichting Uitgeverij Noord-Holland. ISBN: 9789492335364, prijs € 19,95. Het boek is ook in de museumwinkel te koop.